dinsdag 19 januari 2021

Drie k raaien

Bij mijn ouders zitten er drie. Twee keer per dag krijgen ze een speciaal maaltje van mijn pa. Ik merk dat ik ze, ondanks dat mijn pa ze dagelijks voert en ik ze daar dus vaak zie, niet zo goed ken. Waarschijnlijk omdat mijn moeder het altijd heeft over die mislukte. Mijn pa denkt dat dat niet zo is. De jonge kraai roept wanneer hij mijn vader in beweging ziet komen. Volgens mijn moeder omdat hij dom is. Mijn pa denkt daar anders over. Zo leer ik mijn ouders hun mening wel kennen, maar kan ik zelf niet echt goed kijken wat een kraai nu kraai maakt. Ze hebben een grote snavel en zijn groot en ze slim zijn. Dat weet ik uit boeken. Maar ja dat zijn kauwen ook. Dat weet ik uit observatie.
Ze observeren mij ook. Zo ook maandag in Alkmaar tijdens het wandelwachten. Ik had nog wat walnoten in mijn zak. Ik zie kauwen. Ze zien mij ook. Zien dat ik frutsel in mijn jaszak. Breek noot open en gooi stukjes walnoot. Ze weten gewoon dat er voer komt. Ze vangen het op met de snavel. Ze (ge)noten, gniffel. Ze vertrouwen me en ik heb voer. Dat helpt ook.
Door contact met oud collega Diederick Kraaijeveld en we het over vogels hebben en ik de vogel in zijn achternaam spot, zet dat me aan het naaien van kraaien. Rare vogels met kraaienpootjes. Tja, dat denk ik dan. Ik naai kraaienpootjes en hoe gaat dat met naamgeving?
Omdat ik kraaien niet goed ken zijn ze nu dus eigenlijk best goed mislukt. Mislukt imperfect. Soms lukken ze zo goed. Soms niet. En wanneer is het dan imperfect? Wanneer is het dan precies imperfect, het imperfecte wat ik nastreef?
Na twee pogingen ga ik verder met een putter. Die blijft sinds de dag dat ik een zwerm op de stoep bij de buren zag mijn favoriete tropische mus. Vandaag naai ik nog een kraai. Drie kraaien vandaag. Drie x raaien. Drie k raaien.